A.F.A.M. Wetzer, 25 maart 2012
BeschrijvingAlgemeen:Het voormalige kloostergebouw Graafsebaan 172 ligt met de voorgevel parallel aan de rijksweg N59, op circa 50 meter van de ventweg. De bouwmassa is asymmetrisch van opzet en bestaat uit een langgerekt hoofdbouwdeel met een uitspringend risaliet bevattend de ingangspartij op de linkerhoek. Deze vleugel omvat vier niveaus, te weten een begane grond, een eerste, tweede en zolderverdieping. Voor een eventuele onderkeldering van het pand zijn geen aanwijzingen. Het geheel is voorzien van een schilddak met een flauwe hellingshoek, gedekt met gesmoorde Tuiles du Nord dakpannen. De risalerende ingangspartij vormt een haaks op het hoofdgebouw geplaatste tweede vleugel, waarin de kapel is ondergebracht. Dit deel is gedekt met een zadeldak dat aansluit op het dakschild van het hoofdgebouw. Rondom de kapel bevinden zich diverse lagere bouwdelen van één en twee bouwlagen. Ook op de rechterhoek van het hoofdgebouw bevindt zich een eenlaags aanbouw met plat dak. Het pand is gebouwd in een zakelijk-expressionistische baksteenarchitectuur, wat onder meer tot uitdrukking komt in de ritmiek van de gevelindeling, risalerende geveldelen, de accentuering van het ingangsportaal en de trappenhuizen, en de forse overstek van de omlopende gootlijst. Naar verluidt zijn de oorspronkelijke balklagen en de oorspronkelijke kapconstructie in het pand aanwezig.Voorgevel:De voorgevel is geplaatst op een hoge gemetselde plint van donkere bakstenen met uitgemetselde rollagen. Het opgaand muurwerk is uitgevoerd in oranje-rode bakstenen in Vlaams verband en heeft een verdiepte voeg. De gevelopeningen op de begane grond en de eerste verdieping zijn aan de bovenzijde voorzien van een rollaag; op de verdieping getoogd. De vensters van de tweede verdieping zijn geplaatst op een rollaag die over de volle breedte van de gevel doorloopt. De voorgevel heeft een lengte van 23 vensterassen. De gevelindeling kenmerkt zich door het ritme van de vensters, die afwisselend in clusters | 1 |
van twee, drie of vier ramen in de gevel zijn geplaatst. De verticale opbouw van de gevel komt tot stand doordat voor ieder niveau een ander type venster is toegepast. De risalerende ingangspartij heeft een breedte van zes vensterassen. Bereikbaar door middel van enkele treden, bevindt zich in het midden van de risaliet een naar binnen toe getrapt, spitsboogvormige portiek. De in rollagen uitgevoerde spitsboog is geplaatst op een hoge natuurstenen plint. De originele spitsboogvormige dubbele deuren zijn nog aanwezig en zijn voorzien van middeleeuws aandoend ijzeren beslag. Rondom bevindt zich een omlijsting van glas. Het ingangsportaal uitgezonderd, is de opbouw van de risaliet hetzelfde als het overige deel van de voorgevel; op de donkere gemetselde plint zijn staande, samengestelde vensters geplaatst bestaande uit een vast onderraam en een vallend bovenraam. De vensters op de verdieping zijn uitgevoerd met een halfrond klapraam als bovenlicht. Een gemetselde rollaag scheidt het muurwerk tussen de eerste en tweede verdieping. Hierop is de bovenste reeks vensters geplaatst, met de bovendorpel strak tegen de onderzijde van de daklijst. De kleine, vierkante vensters zijn als draairaam uitgevoerd. In het midden van het dakschild is een lage dakkapel zichtbaar, met twee vensters onder een ver overstekende bakgoot. Linkerzijgevel:In het verlengde van de risaliet aan de voorzijde van het gebouw, ligt de kapel. Deze vleugel is haaks op de hoofdbouw geplaatst en omvat een begane grond, een hoge eerste verdieping waar de ruimte van de kapel zich bevindt, en een tweede verdieping onder de kap. De linkerzijgevel wordt halverwege onderbroken door een uitgemetselde, halfronde traptoren met spits boven een brede goot met overstek. Over alle bouwlagen bevinden zich smalle, staande vensters in stalen kozijnen. Het geveldeel links van de traptoren is vier vensterassen breed en voorzien van gemetselde pilasters. De ruimte van de kapel, die zich op de eerste verdieping bevindt, is voorzien van hoge, staande vensters met stalen kozijnen en een kleine roedenindeling. Op de tweede verdieping is direct onder de overstekende goot een reeks samengestelde vensters geplaatst. De nok van het zadeldak is gesierd met een overhoeks geplaatst vierkant torentje met ingesnoerde, verspringende spits. | 2 |
De voormalige sacristie, die achter de kapel is gelegen en herkenbaar is aan het met donkere stenen gemetselde kruis in de topgevel, is opgebouwd uit een hoog middelste bouwdeel, gedekt met een zadeldak, en twee lagere bijgebouwen onder een plat dak. De achtergevels van deze verschillende bouwdelen liggen in één vlak; hiertegen zijn twee uitpandige, in baksteen uitgevoerde steektrappen geplaatst.Rechterzijgevel:Op enkele vensters na, is de rechterzijgevel grotendeels blind. De donkere plint met uitgemetselde rollagen van de voorgevel is ook over deze gevel voortgezet. Het bovenliggende muurwerk is uitgevoerd in Vlaams verband met oranje-rode stenen. De rechterhelft van de gevel wordt in beslag genomen door het als risaliet uitgemetselde trappenhuis. Deze bezit twee toegangsdeuren met daarboven smalle staande vensters in stalen kozijnen met een kleine roedenindeling. De bovenzijde van de verspringende gevels wordt gemarkeerd door een ver overstekende bakgoot.Op het trappenhuis sluit een eenlaags bijgebouw onder een plat dak met overstek aan. Achtergevel:De opbouw en gevelindeling van de achtergevel komt overeen met de voorgevel, met uitzondering van een toegangsdeur in het midden van de gevel. De reeks vensters wordt aan de rechterzijde onderbroken door enkele kleinere vierkante (toilet?)raampjes.Interieur:Het interieur van dit complex behoort niet tot de context van het onderzoek.Redengevende omschrijvingHet pand heeft monumentale waarde vanwege de gevels, de bouwmassa, de balklagen, de kapconstructie en de siturering. Het voormalige klooster heeft ensemble waarde, en historische waarde, en is representatief voor het bouwen in de jaren dertig van de twintigste eeuw en het werk van de architect Steph Dings. | 3 |
De PATERS VAN DE HH. HARTEN vestigden zich hier in 1933. Het bakstenen gebouw is in 1932 ontworpen door architect Steph. J. Dings. Mevrouw Van Beek schonk de grond voor het klooster. Men vestigde er de tweejarige filosofiestudie en na 1945 het vijfde jaar theologie. Het was korte tijd een dependance van Sint-Oedenrode. Rond 1955 kwam er het kloosterbejaardenoord van de paters in de Stichting Nieuwe Erven. De paters vertrokken in 1990. Het huis werd daarna gebruikt voor de huisvesting van asielzoekers. In het L-vormige bakstenen gebouw zijn zakelijke en traditionele bouwelementen te onderkennen. De indeling van de oorspronkelijk getoogde ramen is vereenvoudigd. De leien schilddaken hebben een brede overstekende lijstgoot. De ingangsnis is spitsboogvormig. Het uitgebouwde trappenhuis heeft de vorm van een toren. De haaks aangebouwde kapel heeft een vierkante dakruiter, het koor is lager en smaller dan het schip. We vinden bij het gebouw enige fragmenten van borstbeelden en een stootsteen uit de zeventiende eeuw. Het landgoed heeft een voorplein en een park met oude bomen en beukenlanen. | 702 |
2004 |
GemeentemonumentHet college heeft besloten om het pand aan de Graafsebaan 172 in Rosmalen aan te wijzen als gemeentemonument. Het pand staat al op de lijst van aan te wijzen gemeentemonumenten. Omdat de eigenaar van het pand een sloopvergunning heeft aangevraagd, is het van belang om het pand aan te wijzen als gemeentemonument. Zo wordt het mogelijk om juridisch bescherming te bieden aan de hoge monumentale waarden van het voormalige kloostercomplex.
B&W Besluitenlijst 1 juni 2004
|